ISKCON’s wetschender Casusonderzoek over zijne heiligheid Kadamba Kanana Swami


IRM

Back To Prabhupada, Uitgave 16, Zomer 2007

In BTP 10 publiceerden we een casusonderzoek over Jayadvaita Swami waar we het feit onderstreepten dat Jayadvaita Swami refereert naar de onderstaande ‘wet’, welke is geselecteerd uit een persoonlijke brief, verzonden door Srila Prabhupada aan een ongewillige leerling:

 “Maar als etiquette is het gebruikelijk dat je tijdens  het leven van je geestelijk leraar  de toekomstige leerlingen naar hem brengt, en als je leraar er niet meer is, kun je zelf leerlingen aannemen zonder enige limiet. Dit is de wet van geestelijke erfopvolging.” 
(Srila Prabhupada brief aan Tusta Krishna, 2 december, 1975)

kks
ZH Kadamba Kanana Swami

Bij het citeren van deze wet, verklaart Jayadvaita Swami:

“Dat een geestelijke leraar initieert tot zijn dood en dat daarna zijn leerlingen initiëren, is het gebruikelijke systeem. Over dit waren we het allemaal eens. Dit onderwees Srila Prabhupada de gehele tijd dat hij bij ons was.”
(Where the Ritvik People are Wrong, Jayadvaita Swami, 1996)

Echter, een paar jaar later werd Jayadvaita Swami één van de eerste mensen die met deze wet brak. Hij stond toe dat zijn eigen leerling Kadamba Kanana Swami initieerde in zijn aanwezigheid en tevens stopte Jayadvaita Swami zelf met initiëren!

Dus, zoals we hebben laten zien, is het Jayadvaita Swami zelf die aangeeft dat Prabhupada ons de hele tijd onderwees over de ‘leerling opvolging’ en vervolgens is het Jayadvaita Swami zelf die deze regel terugdraait en verwerpt.

Zo vader, zo zoon

We kunnen ons daarom alleen maar verbazen over de kracht van maya (illusie), dat Kadamba Kanana Swami ook deze zelfde wet citeert als poging om te verklaren waarom hij een diksa goeroe is.

“Srila Prabhupada spreekt over de wet van de geestelijke erfopvolging, dit is het juiste stelsel dat gevolgd dient te worden.”
(Kadamba Kanana Swami brief, 11 oktober, 2006)

Als bijlage bij deze brief stuurt hij tevens hetzelfde artikel van Jayadvaita Swami, Where the Ritvik people are Wrong, waarin Jayadvaita Swami verklaart dat de goeroe initieert totdat hij het lichaam opgeeft en daarna zijn discipeleninitiëren.

“p.s. Lees alsjeblieft het bijgesloten document samengesteld door HH Jayadvaita Maharaja (‘Where The Ritviks Are Wrong’) grondig.”
(Kadamba Kanana Swami brief, 11 oktober, 2006)

Kadamba Kanana Swami’s werkelijke handelen is echter precies het tegenovergestelde van wat hij predikt

“[...] HH Jayadvaita Swami vroeg zijn leerling om een initiërend geestelijk leraar te worden, ook al is het doorgaans de etiquette dat de leerling niet initieert in de fysieke aanwezigheid van zijn eigen geestelijk leraar.”
(Kadamba Kanana Swami website biografie, April 2007)

Nadat hij dus heeft verklaard dat “ de wet van de geestelijke erfopvolging het juiste stelsel is dat gevolgd dient te worden”, breekt Kadamba Kanana Swami daarna schaamteloos deze wet en hij praat dit goed door Jayadvaita Swami te citeren!

Toen deze hypocriete tegenstelling werd getoond aan Kadamba Kanana Swami, had hij opeens geen tijd en antwoordde

“Ik heb momenteel geen tijd om een volledig antwoord te schrijven. Ik kom er later op terug”
(Kadamba Kanana Swami brief, 11 oktober, 2006)

Hij schreef echter nooit meer een reactie terug. Lezers van BTP zullen dit bekende patroon herkennen van onze zogenaamde ‘zelf- gerealiseerde’ goeroes; bij eenvoudige vragen over hun positie als goeroes zijn ze plotseling erg druk en horen we niks meer van ze!

Wat Srila Prabhupada feitelijk verklaarde in deze “wet” zijn simpelweg de verschillende condities waarin iemand wel of geen leerlingen kan aannemen. Het staat niet ter discussie dat men alleen leerlingen kan nemen nadat de goeroe is heengegaan. Wat wel ter discussie staat, is wanneer Srila Prabhupada koos om deze wet uit te voeren, door bepaalde individuen te autoriseren om hem op te volgen als diksa goeroe na zijn heengaan? We weten dat dit niet het geval was bij de 11 ritviks, welke Srila Prabhupada aanstelde op July 9th, 1977. Zij werden toen op ongeautoriseerde wijze goeroes in ISKCON en vervolgens gaven zij anderen de mogelijkheid, zoals Jayadvaita Swami en Kadamba Kanana Swami, om ook op ongeautoriseerde wijze goeroe te worden. We weten ook dat dit ook niet gebeurde met de persoon aan wie Srila Prabhupada de brief in kwestie schreef waarin de wet is vermeld, Tustu Krishna Das, die nooit een diksa goeroe  is geworden in ISKCON. Kortom, Srila Prabhupada activeerde deze wet nooit door één of meerdere van zijn leerlingen als zijn opvolger in ISKCON aan te stellen, maar vlak voordat hij zijn lichaam verliet, installeerde hij juist alleen een ritvik initiatiestelsel.

Het vereren van Srila Prabhupada “droog, theoretisch en onpersoonlijk”

Kadamba Kanana Swami verklaart:

“Je moet me benaderen als een gewillig discipel en geleidelijk bouwen we een relatie op […] De toegewijden die de ritvik filosofie aanhangen hebben een erg droog, theoretisch  en onpersoonlijk begrip van het geestelijk leven, ze kunnen niet zien hoe Krsna werkt via zijn toegewijden.”
(Kadamba Kanana Swami brief, 11 oktober, 2006)

1) In tegenstelling tot Kadamba Kanana Swami’s latere brief, geciteerd in het laatste gedeelte, had Kadamba Kanana Swami hier alle tijd van de wereld om een uitgebreid antwoord te schrijven, denkende dat hij te maken had met een ‘potentiële discipel’.  Pas toen de zogenaamd “gewillige discipel” een eenvoudige vraag stelde die Kadamba Kanana Swami’s schaamtevolle hypocrisie blootlegde, vond hij dat hij geen tijd had om een antwoord te geven en deed hij geen enkele moeite meer!

2) Hier beschuldigt Kadamba Kanana Swami de volgers van de ritvik filosofie en verklaart dat zij een erg droge, theoretische en onpersoonlijk begrip van het geestelijk leven hebben, omdat we zouden niet inzien dat Krishna “werkt via zijn toegewijden”.

De werkelijkheid is eigenlijk het omgekeerde, aangezien het Kadamba Kanana Swami is die niet gelooft dat Krishna momenteel de mogelijkheid heeft om te werken via Zijn beste toegewijde, Srila Prabhupada, door ons te accepteren als zijn discipelen en door onze dienst te accepteren.
In de plaats daarvan stelt Kadamba Kanana Swami dat Krishna momenteel niet kan werken via Srila Prabhupada en argumenteert dat we een vervanger nodig hebben die we “net zo goed als God” moeten dienen en vereren. En het is dan ook zeer toevallig dat Kadamba Kanana Swami toevallig zo’n vervanger is en klaarstaat om Srila Prabhupada’s plaats in te nemen!


3) Als het accepteren van Srila Prabhupada als diksa goeroe “droog, theoretisch en onpersoonlijk” is, dan heeft als gevolg Kadamba Kanana Swami’s eigen goeroe, HH Jayadvaita Swami, de laatste 30 jaar ook een erg droog, theoretische en onpersoonlijke relatie gehad met zijn goeroe Srila Prabhupada.

4) Maar gelukkig maakt Srila Prabhupada slechts in één zin een einde aan de wereldse ideeën van Kadamba Kanana Swami over de bonafide geestelijk leraar

 “Of ik nu wel of niet fysiek aanwezig ben, ik zal jullie persoonlijk begeleiden, net zoals ik persoonlijk word begeleidt door mijn goeroe Maharaja."

(Srila Prabhupada Kamer Conversatie, Vrindavan, 14 juli, 1977)

Hierboven verklaart Srila Prabhupada duidelijk dat hij DOORGAAT met het geven van PERSOONLIJKE begeleiding, zelfs op het moment dat hij niet fysiek aanwezig is,

Kadamba Kanana Swami verzint bewijs

“Ja Srila Prabhupada schreef inderdaad een brief op 9 juli. Hierin staat dat Srila Prabhupada een ritvik stelsel startte op het einde van zijn leven, toen hij ziek was en niet kon reizen”
(Kadamba Kanana Swami Brief, 11 Oktober, 2006)

Maar in de instructie van 9 juli staat nergens dat het ritvik stelsel werd gestart omdat Srila Prabhupada “ziek was en niet kon reizen”. Aangezien dit niet wordt beschreven door Srila Prabhupada, niet in de 9 juli instructie of op welke plaats dan ook, kan het alleen een verzinsel zijn van Kadamba Kanana Swami.  De instructie van 9 juli verklaart juist alleen dat het stelsel in het leven wordt geroepen om de volgende reden:

“met als doel om initiaties uit te voeren, zowel  de eerste als de tweede initiatie.”
(9 juli instructie, 1977)


Dit zou moeten worden ingevuld voor de levensduur van ISKCON. Srila Prabhupada verklaart nergens dat zijn instructies alleen kunnen worden gevolgd  als we zijn laatste gezondheidsrapport en reisplannen hebben geconsulteerd; laat staan dat we zijn instructies beëindigen, zoals de GBC zonder toestemming, direct na Srila Prabhupada’s fysieke heengaan, de instructie van 9 juli beëindigde. 

Meer verzinsels

“In de conversatie van 28 mei had Srila Prabhupada al uitgelegd hoe de initiaties zouden worden verricht na zijn heengaan. Dus hieruit blijkt duidelijk wat de intenties van Srila Prabhupada waren;
1.) toen hij ziek was wilde hij dat deze ervaren discipelen zouden handelen als ritvik goeroes, zij voerden de initiatieceremonie uit, maar de geïnitieerden zouden nog wel de directe discipelen van Srila Prabhupada zijn.”
(Kadamba Kanana Swami brief, 11 oktober , 2006)

Maar er werd alleen in het begin van het gesprek over Srila Prabhupada’s heengaan gesproken. Als antwoord legde Srila Prabhupada inderdaad uit hoe initiaties zouden doorgaan na zijn heengaan en hij legde uit van wie de nieuwe discipelen zouden zijn.

Satsvarupa:

"Dan gaat de volgende vraag over toekomstige initiaties, specifiek voor de periode dat u niet meer bij ons bent. We willen weten hoe eerste en tweede initiaties moeten worden uitgevoerd."

Prabhupada:

"Ja. Ik zal een aantal van jullie aanwijzen. Nadat dit is geregeld zal ik een aantal van jullie aanwijzen om als waarnemende acarya’s te handelen."

Tamala Krsna:

"Wordt dat rtvik-acarya genoemd?"

Prabhupada:

"Rtvik, ja."[…]

Satsvarupa:

"Dus ze kunnen ook als uw discipelen beschouwd worden."

Prabhupada:

"Ja, ze zijn discipelen. "
(Conversatie van 28 mei 1977)

Wederom is er in de bovenstaande conversatie GEEN relatie of verband tussen Srila Prabhupada’s gezondheid en het initiatiestelsel dat hij in het leven riep.

Volg de werkelijke instructie

“2.) dat na zijn heengaan dezelfde ervaren discipelen door zouden gaan met initiëren als reguliere goeroes, en de geïnitieerden zouden hun discipelen zijn, Srila Prabhupada’s klein discipelen."
(Kadamba Kanana Swami brief, 11 oktober, 2006)

Kadamba Kanana Swami verwijst hier naar het volgende gedeelte van de conversatie

Tamal Krsna Goswami:

"Nee. Hij vraagt of deze ritvik acarya’s die waarnemen, diksa geven, de mensen aan wij ze diksa geven, van wie zijn de discipelen?"

Srila Prabhupada:

"Ze zijn de discipelen van hem (de discipelen
van degene die initieert)."

Tamal Krsna Goswami:

"Ze zijn discipelen van hem."

Srila Prabhupada:

"Degene die initieert… Hij is grand-discipel"

Satsvarupa dasa Goswami:

"Ja."

Tamal Krsna Goswami:

"Dat is duidelijk."

Tamal Krsna Goswami: "Laten we verder gaan."
Satsvarupa dasa Goswami: "Dan hebben we een vraag betreffende ..."
Srila Prabhupada: "Wanneer ik jullie de instructie geef om goeroe te worden, wordt hij een reguliere goeroe. Hij wordt discipel van mijn discipel. Dat is alles."

(Het transcript van deze conversatie is “gecontroleerd en aangepast” door zijn eigen goeroe, Jayadvaita Swami. Het artikel Under My Order, geschreven door Ravindra Svarupa Das, vertaalt dit met “zijn grand-discipel” , en dit betekent dat “zijn” in deze conversatie alleen kan verwijzen naar Srila Prabhupada. Het is immers duidelijk dat alleen hij, en niet zijn discipelen, klein discipelen kon hebben op dat moment!)

Srila Prabhupada zegt niet dat de discipelen die hij had aanbevolen (en die hij later op  9 juli aanstelde om te handelen als ritviks), na zijn heengaan ZOUDEN DOORGAAN met het initiëren als reguliere goeroes, en dat zij zelf discipelen zouden nemen. Srila Prabhupada zegt duidelijk: “WANNEER IK DE INSTRUCTIE GEEF OM GOEROE TE WORDEN, ‘word je goeroe’, dan wordt hij reguliere goeroe.”Wanneer ik de instructie geef, is NIET HETZELFDE  als “Ik geef de instructie”. Het woord “Wanneer” geeft juist aan dat dit mogelijke bevel afhankelijk is van de werkelijke instructie!
Dit is zo eenvoudig Engels dat zelfs een kind het verschil kan begrijpen tussen “Ik beveel”en “Wanneer ik beveel”. Kadamba Kanana Swami is van Nederlandse afkomst en dit kan zijn verwarring over dit simpele punt misschien verklaren. Srila Prabhupada zegt ALLEEN dat ALS hij het bevel geeft om “reguliere goeroe” te worden, dat zulke goeroes DAN vanzelfsprekend zelf discipelen hebben. Zoals we vaak hebben duidelijk gemaakt in BTP, is de instructie van de initiërend geestelijk leraar nodig om deze positie aan te nemen.


 “Een goeroe kan goeroe worden als hij de instructie krijgt van zijn goeroe. Dat is alles. Op een andere manier kan niemand goeroe worden.”
(Srila Prabhupada lezing, 28 oktober, 1975)

Het is echter een duidelijk historisch feit dat

  1. Srila Prabhupada zijn discipelen nooit een instructie gaf om hun eigen discipelen te initiëren.
  2. Srila Prabhupada alleen de instructie gaf (in zijn instructie van 9 juli 1977 aan alle GBC’s en tempelpresidenten) om te handelen als ritviks (vertegenwoordigers).

Conclusie

In ISKCON moeten we volgen wat Srila Prabhupada ons opdraagt, en dus moeten we hem als initiërende goeroe behouden. Daarvan in de plaats beweert Kadamba Kanana Swami dat Srila Prabhupada geen goeroe kan zijn vanwege een “wet” die hij en zijn eigen goeroe zelf schenden, zodat ze Srila Prabhupada’s positie als goeroe van ISKCON kunnen overnemen. Niet voor niets leven we in Kali-yuga dat bekend staat als het tijdperk van hypocrisie. 

“Dit is het tijdperk Kali. Het wordt Kali genoemd. Hypocrisie, simpelweg hypocrisie. Kali betekent vol met hypocrisie.”
(Srila Prabhupada, lezing, 26/11/66)

Terug naar homepage


Please chant: Hare Krishna, Hare Krishna, Krishna Krishna,
Hare Hare, Hare Rama, Hare Rama, Rama Rama, Hare, Hare and be happy!